Hoe komt een efficiënte looptechniek tot stand?
De techniek van toplopers geeft een goede eerste indicatie. Goede lopers bewegen duidelijk verticaal op en neer. Tevens wekken ze de indruk dat ze maar weinig hoeven te doen om hun snelheid te handhaven.
Dit werkt als volgt;
De energie, die een loper in de loopbeweging stopt, wordt vooral gebruikt voor twee belangrijke onderdelen (deelbewegingen) van de loopbeweging. Eén deelbeweging is het verticaal op en neer bewegen van het hele lichaam. Als je alle bewegingen van het lichaam in verticale richting optelt, dan beweegt het lichaam bij goede lopers tijdens het lopen van een marathon ongeveer één kilometer omhoog. De andere deelbeweging is het telkens voor- en achterwaarts bewegen van de benen. De voortstuwing wordt bij deze deelbeweging niet meegeteld. Het telkens naar voren en naar achteren bewegen van de benen is dé grote energie verslinde beweging tijdens het lopen. Ongeveer 80% van alle opgewekte energie gaat in deze deelbeweging zitten. Dit komt omdat de mens geen specialist voor het lopen is en erg zware benen heeft. Specialisten van het lopen zoals paard en antilope hebben dunne en lichte poten en het kost bij deze dieren dan ook maar weinig energie om de poten op en neer te bewegen
De techniek van toplopers geeft een goede eerste indicatie. Goede lopers bewegen duidelijk verticaal op en neer. Tevens wekken ze de indruk dat ze maar weinig hoeven te doen om hun snelheid te handhaven.
Dit werkt als volgt;
De energie, die een loper in de loopbeweging stopt, wordt vooral gebruikt voor twee belangrijke onderdelen (deelbewegingen) van de loopbeweging. Eén deelbeweging is het verticaal op en neer bewegen van het hele lichaam. Als je alle bewegingen van het lichaam in verticale richting optelt, dan beweegt het lichaam bij goede lopers tijdens het lopen van een marathon ongeveer één kilometer omhoog. De andere deelbeweging is het telkens voor- en achterwaarts bewegen van de benen. De voortstuwing wordt bij deze deelbeweging niet meegeteld. Het telkens naar voren en naar achteren bewegen van de benen is dé grote energie verslinde beweging tijdens het lopen. Ongeveer 80% van alle opgewekte energie gaat in deze deelbeweging zitten. Dit komt omdat de mens geen specialist voor het lopen is en erg zware benen heeft. Specialisten van het lopen zoals paard en antilope hebben dunne en lichte poten en het kost bij deze dieren dan ook maar weinig energie om de poten op en neer te bewegen
Loopbeweging:
De deelbeweging van het verticaal verplaatsen en de deelbeweging van het heen en weer bewegen van de benen beïnvloeden elkaar. Door zoveel mogelijk energie besparen in het verticaal op en neer bewegen (door de horizon zo veel mogelijk op één hoogte te houden), wordt de totale loopbeweging niet zomaar energiezuinig. Wat meer energie besteden in de verticale verplaatsing kan een grote energiebesparing opleveren in de andere deelbeweging.
De kosten van energie de voor-achter beweging van de benen kan beperkt worden door de pasfrequentie laag te houden en door de bewegingsuitslag klein te houden.
In de loopbeweging vragen twee bewegingsystemen veel energie; De verticale verplaatsinng en de pendel van de benen van de benen.
De kosten van energie de voor-achter beweging van de benen kan beperkt worden door de pasfrequentie laag te houden en door de bewegingsuitslag klein te houden.
In de loopbeweging vragen twee bewegingsystemen veel energie; De verticale verplaatsinng en de pendel van de benen van de benen.
Deze twee bewegingsystemen mogen niet los van elkaar gezien worden.
- De pasfrequentie blijft laag als de zweeffase lang duurt, dus als er voldoende verticale verplaatsing is. Bij een lage pasfrequentie hoeven de benen per gelopen kilometer minder vaak heen en weer bewogen te worden.
- De bewegingsuitslag blijft beperkt als de knie vóór niet al te hoog wordt opgetild en tegelijk het standbeen achter niet al te ver af strekt. Dit lukt als de voet in de standfase maar kort aan de grond is. Blijft de voet lang aan de grond, dan blijft het standbeen ver achter en zwaait het voorste been ver door. Zo’n grote bewegingsuitslag vraagt meer energie dan een kleine bewegingsuitslag, waarbij de knieën wat dichter bij elkaar blijven.
- De pasfrequentie blijft laag als de zweeffase lang duurt, dus als er voldoende verticale verplaatsing is. Bij een lage pasfrequentie hoeven de benen per gelopen kilometer minder vaak heen en weer bewogen te worden.
- De bewegingsuitslag blijft beperkt als de knie vóór niet al te hoog wordt opgetild en tegelijk het standbeen achter niet al te ver af strekt. Dit lukt als de voet in de standfase maar kort aan de grond is. Blijft de voet lang aan de grond, dan blijft het standbeen ver achter en zwaait het voorste been ver door. Zo’n grote bewegingsuitslag vraagt meer energie dan een kleine bewegingsuitslag, waarbij de knieën wat dichter bij elkaar blijven.
a)de bewegingsuitslag van de benen is vrij groot
b) de bewegingsuitslag van de benen is klein en efficiënt
b) de bewegingsuitslag van de benen is klein en efficiënt
Hoe groter de verticale verplaatsing, hoe langer de zweeffase ne dest te groter de paslengte.
“Kort aan de grond en voldoende verticale verplaatsing” zorgen dus voor minder kosten in de voor-achter beweging van de benen. Een loper moet dus goed verticaal kunnen afzetten met een kort durende afzet. Deze manier van afzetten wordt reactief afzetten genoemd.